Teruggave rijbewijs na invordering/inhouding
Het rijbewijs wordt door de officier van justitie onverwijld teruggegeven, indien:
- het rijbewijs ten onrechte is ingevorderd, of
- de officier van justitie niet binnen tien dagen na de dag van invordering over de inhouding heeft beslist (met inachtneming van de Algemene Termijnenwet, of
- binnen een termijn van zes maanden na de dag van invordering geen strafbeschikking is uitgevaardigd, dan wel binnen deze termijn van zes maanden het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet is aangevangen, of
- ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, of
- ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat een kortere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd dan de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, dan wel
- de door de officier van justitie vastgestelde inhoudingtermijn is verstreken.
Teruggave van het rijbewijs aan de houder vindt echter niet plaats, indien het OM op grond van artikel 164, zesde lid, WVW 1994 een doorzendplicht heeft. In dat geval wordt het rijbewijs doorgeleid naar de instantie bij wie de houder het rijbewijs had dienen in te leveren.
Bij de onder d. en e. genoemde gevallen moet vooral worden gedacht aan rijbewijzen van verdachten die nooit eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid hebben gekregen en die om klemmende redenen van persoonlijke aard hun rijbewijs niet kunnen missen. Het rijbewijs blijft ingehouden totdat de door de officier van justitie bepaalde inhoudingtermijn verstreken is.
Het ingehouden rijbewijs wordt, in geval de rijontzegging bij strafbeschikking is opgelegd, niet teruggegeven als verzet is gedaan. Daarbij moet worden aangetekend dat bij misdrijven zoals genoemd in artikel 164 WVW 1994 het onderzoek ter terechtzitting uiterlijk binnen zes maanden na de dag van invordering dient te zijn aangevangen (artikel 164, lid 6 WVW 1994). Voor overtredingen geldt een termijn van 4 maanden.
De officier van justitie dient in ieder geval het rijbewijs terug te geven na het verstrijken van de termijn als aangegeven bij de beslissing tot inhouding. Indien de officier van justitie of de rechter (in eerste aanleg) een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft opgelegd, dient bij het instellen van verzet c.q. hoger beroep het rijbewijs pas te worden teruggegeven als de termijn van deze ontzegging is verstreken (artikel 164, lid 4 WVW 1994).
De beslissing over de teruggave wordt namens de officier van justitie door de rijbewijsmedewerker
- op het (regio)parket onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot teruggave en van de mogelijkheid het rijbewijs ten parkette in ontvangst te nemen, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994;
- bij de CVOM onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste van de beslissing tot teruggave schriftelijk per aangetekende post in kennis gesteld. Het rijbewijs wordt bij deze kennisgeving gevoegd, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994.