Procedure rijbewijs terug na drugs
Geplaatst op: 19 december 2012De procedure om uw rijbewijs terug te krijgen na rijden onder invloed van drugs, verloopt hetzelfde als na gebruik van alcohol.
Na invordering wordt het rijbewijs doorgestuurd naar de officier van justitie in het arrondissement waar u bent aangehouden. De officier van justitie moet binnen 10 dagen beslissen wat er met het rijbewijs gebeurt. Het rijbewijs kan voor 6 maanden worden ingehouden of moet aan u worden teruggegeven.
Soms is het mogelijk om de beslissing van de officier van justitie te beïnvloeden door nog binnen die termijn van 10 dagen een brief aan het CVOM te sturen. De toegewezen advocaat zal dit – in overleg met u – zo spoedig mogelijk doen. Ondertussen worden alvast voorbereidingen getroffen voor het opstellen van een klaagschrift voor het geval de officier van justitie besluit tot inhouding van het rijbewijs. Ook zullen de advocaat het proces-verbaal opvragen bij justitie zodat direct kan worden nagaan of aan alle voorschriften is voldaan.
Wanneer de officier van justitie inderdaad besluit om uw rijbewijs in te houden, kan de advocaat op korte termijn het klaagschrift indienen bij de rechtbank. Hierdoor gaat geen kostbare tijd verloren zodat u nog sneller over uw rijbewijs kunt beschikken.
Vrij snel na de indiening van het klaagschrift ontvangt u een oproeping voor een zitting bij de rechtbank. Tijdens die zitting zal het klaagschrift worden behandeld en zal worden beoordeeld of u uw rijbewijs terug zult krijgen. Met name uw persoonlijke omstandigheden kunnen hier van doorslaggevend belang zijn. Heeft u uw rijbewijs nodig voor uw werk, medische redenen of spelen er andere zwaarwegende omstandigheden, meld dit dan altijd aan de advocaat.
Regels invordering rijbewijs na gebruik van drugs
Geplaatst op: 19 juni 2012Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 1 juni 2004, NJ 2004, 438 en HR 21 december 2004, NJ 2005, 83) is het voor een veroordeling op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 niet noodzakelijk dat er concreet vastgesteld is dat betrokkene niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Beslissend is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte onder een zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het is niet noodzakelijk dat de bestuurder daadwerkelijk het verkeer in gevaar heeft gebracht of afwijkend rijgedrag of uiterlijke kenmerken vertoonde, waaruit de conclusie kon worden getrokken dat hij niet tot besturen in staat was. Voor de vraag of artikel 8, eerste lid, is overtreden, is slechts van belang dat de betrokken bestuurder in zijn bloed een stof aanwezig heeft die de rijvaardigheid kan verminderen en vaststaat dat hij voorafgaand aan de overtreding op de hoogte was dat het gebruik van die stof de rijvaardigheid negatief kan beïnvloeden. Dat betekent dat bij hogere concentraties van drugs in het bloed het bewijs in geval van overtreding van artikel 8, eerste lid, eenvoudiger te leveren is dan bij zeer lagen concentraties van drugs.