Wanneer de politie zich bij de snelheidsmeting niet aan de geldende regels voor een correcte en juiste snelheidsmeting houdt, moet dit leiden tot een teruggave van het rijbewijs en later tot een vrijspraak. Dit heeft de rechtbank Haarlem ook bepaald in een uitspraak van 15 maart 2007, LJN: BA1383. In die zaak ging het om het niet juist vermelden van de afstand van de lasergun tot de rijlijn.
In de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het Openbaar Ministerie staat beschreven aan welke regels en voorschriften de politie zich moet houden bij snelheidscontroles. Wanneer zij dit niet doen, betekent dit dat de snelheidsoverschrijding niet op een juiste manier is gemeten en kan het resultaat hiervan niet voor het bewijs worden gebruikt.
In de uitspraak van de rechtbank Haarlem werd daarom bepaald dat het rijbewijs aan de verdachte moest worden teruggegeven:
“Van de zijde van klager is er – zakelijk weergegeven en voor zover te dezen van belang – op gewezen dat:
– in het onderliggende proces-verbaal niet is vermeld wat de afstand van de lasergun tot de rijlijn is geweest, zoals imperatief voorgeschreven in de “Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers” van 1 oktober 2006 van het Openbaar Ministerie (Stcrt 2006, 175);
– het niet vermelden in het proces-verbaal van de afstand van de lasergun tot de rijlijn recentelijk voor de kantonrechters te Emmen en Sneek aanleiding is geweest verdachten vrij te spreken;
– een zorgvuldige meting door de niet meer te herstellen omissie niet kan worden gegarandeerd;
– het proces-verbaal van bevindingen niet volgens de aanwijzingen van het OM is opgemaakt en derhalve waarschijnlijk als bewijsmiddel zal worden uitgesloten, zodat – nu ook overigens een zorgvuldige meting van de gereden snelheid niet kan worden gegarandeerd – moet worden aangenomen dat klager óf niet verder zal worden vervolgd, óf zal worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld, dat de behandeling van het klaagschrift dient te worden aangehouden teneinde de politie nader onderzoek te laten verrichten en daarvan een aanvullend proces-verbaal op te maken. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld, dat het belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van klager, en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.
De rechtbank is – gelet op hetgeen in het klaagschrift en bij het onderzoek in raadkamer naar voren is gebracht omtrent de belangen van klager bij het kunnen beschikken over zijn rijbewijs – van oordeel, dat het op dit moment niet voldoen van het proces-verbaal van bevindingen van de politie aan hetgeen in de “Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers” van 1 oktober 2006 van het Openbaar Ministerie imperatief is voorgeschreven, niet ten nadele van klager mag strekken. De rechtbank ziet daarin dan ook aanleiding om thans tot teruggave van het rijbewijs te besluiten.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken, dat niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat klager – die geen documentatie heeft – opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 zal begaan. Het klaagschrift is mitsdien gegrond.”
Een advocaat kan voor u nagaan of de snelheidsovertreding op de juiste wijze is vastgesteld en of hierbij alle geldende regels en voorschriften zijn nageleefd. De advocaat vraagt voor u het proces-verbaal op bij de politie/justitie en zal voor u – voor zover van toepassing – een klaagschrift indienen tegen de inhouding van het rijbewijs.