085-0668825 (dagelijks 8.00 - 22.00u)

 

Duur rijverbod na rijden onder invloed van alcohol

Geplaatst op: 12 juni 2019

Een rijverbod wordt opgelegd aan bestuurders die hebben gereden onder invloed van alcohol. De duur van het rijverbod is afhankelijk van de hoogte van het ademalcoholgehalte dat tijdens de blaastest op het politiebureau is vastgesteld. In alle gevallen krijgt u bij overschrijding van de maximale hoeveelheid alcohol (88 µgl voor beginnend bestuurders, en 220 µgl voor gevorderde bestuurders met meer dan 5 jaar een rijbewijs) een rijverbod opgelegd.


Rijverbod in de wet

Het rijverbod is geregeld in artikel 162 WVW. Dit artikel luidt:

Artikel 162 WVW – rijverbod
1. Een van de in artikel 159, onderdeel a, bedoelde personen kan de bestuurder van een voertuig van wie, uit het in artikel 160, vijfde lid, bedoelde onderzoek of op andere wijze, naar het oordeel van die persoon gebleken is dat hij onder zodanige invloed van het gebruik van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verkeert, dat hij onvoldoende in staat is een voertuig behoorlijk te besturen, een rijverbod opleggen voor de tijd gedurende welke redelijkerwijs verwacht mag worden dat deze toestand zal voortduren tot ten hoogste vierentwintig uren. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen.
2. De opsporingsambtenaar die een rijverbod oplegt, legt dit vast in een beschikking die het tijdstip van ingang en de duur van het verbod bevat.
3. Het is degene aan wie een rijverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod geldt.

Duur rijverbod

De duur van het rijverbod is afhankelijk van het vastgestelde ademalcoholgehalte. Bij beginned bestuurders wordt eerder een rijverbod opgelegd, en is de duur van het rijverbod langer bij een zelfde ademalcoholgehalte ten opzichte van een gevorderde bestuurder. In tabel ziet het er als volgt uit:

 Beginnend bestuurder Onderzoeksresultaat ademalcoholgehalte in µgl (na blaastest) Gevorderd bestuurder
1 uur 90 – 155 *
2 uur 156 – 219 *
3 uur 220 – 285 1 uur
4 uur 286 – 350 2 uur
5 uur 351 – 415 3 uur
6 uur 416 – 480 4 uur
7 uur 481 – 545 5 uur
8 uur 546 – 610 6 uur
9 uur 611 – 675 7 uur
10 uur 676 – 740 8 uur
11 uur 741 – 805 9 uur
12 uur 806 – 870 10 uur
13 uur 871 – 935 11 uur
14 uur 936 – 1000 12 uur
15 uur 1001 – 1065 13 uur
16 uur 1066 – 1130 14 uur
17 uur 1131 – 1195 15 uur
18 uur 1196 – 1260 16 uur
19 uur 1261 – 1325 17 uur
20 uur 1326 – 1390 18 uur
21 uur 1391 – 1455 19 uur
22 uur 1456 – 1520 20 uur
23 uur 1521 – 1585 21 uur
24uur 1586 – 1650 22 uur
25 uur 1651 – 1715 23 uur
26 uur 1716 – 1780 24uur


Rijverbod als indicatie

Vaak weten clienten mij niet te melden hoeveel zij nu precies hebben geblazen. Dit is wel belangrijk om te weten voor een advocaat, zodat hij op basis daarvan een inschatting kan maken van het verdere traject met justitie en het CBR. De hoogte van de boete, ontzegging van de rijbevoegdheid en de door het CBR op te leggen maatregel is afhankelijk van het ademalcoholgehalte dat is vastgesteld.

De politie is verplicht om na een blaastest direct de uitslag te melden, ook met het oog op het laten verrichten van een tegenonderzoek wanneer u het niet eens bent met de uitslag.

Mocht de politie de uitslag niet aan u hebben gemeld, of bent u de uitslag vergeten, dan kunt u altijd via bovenstaande tabel een indicatie krijgen van het ademalcoholgehalte op basis van de duur van het rijverbod dat aan u is opgelegd.


Proces-verbaal snelheidsovertreding moet ondertekend zijn

Geplaatst op: 18 mei 2015

Ingevolge art. 153 Sv dient een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar persoonlijk en op ambtseed te worden opgemaakt, gedagtekend en ondertekend. Een door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal dat in strijd met art. 153 Sv niet door een opsporingsambtenaar is ondertekend, is niet in de wettelijk voorgeschreven vorm opgemaakt en kan slechts als geschrift in de zin van art. 344, eerste lid aanhef en onder 5º, Sv tot het bewijs meewerken (vgl. HR 16 januari 2007, LJN AZ2481, NJ 2007, 67).


Alcoholslotprogramma opgelegd; rijbewijs terug via kort geding

Geplaatst op: 22 september 2014

Heeft het CBR aan u een alcoholslotprogramma opgelegd? Kunt u niet deelnemen aan het alcoholslotprogramma omdat u de kosten hiervoor niet kunt betalen en is daarom uw rijbewijs voor 5 jaar ongeldig verklaard. Heeft u uw rijbewijs nodig om weer aan het werk te kunnen? Via een kort geding kunt u van het alcoholslot afkomen. Dit volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, van 3 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2975. Pas wel op: het gaat om een individuele beoordeling van personen die niet deelnamen aan het alcoholslotprogramma en daardoor hun rijbewijs voor 5 jaar ongeldig zou zijn. Dit is een belangrijke overwinning op het CBR.


Er gelden wel een aantal voorwaarden:

  • U kunt niet deelnemen aan het alcoholslotprogramma omdat u de kosten niet kunt betalen
  • Hierdoor is uw rijbewijs voor 5 jaar ongeldig verklaard
  • U hebt uw werk verloren door het alcoholslotprogramma en/of u hebt het rijbewijs dringend nodig om weer aan het werk te kunnen

Voldoet u aan deze voorwaarden, dan adviseren wij om direct contact met ons op te nemen. Via een kort geding kunnen wij het rijbewijs voor u terugkrijgen zodat u weer snel aan het werk kunt.

> Meer informatie Rijbewijs terug bij alcoholslotprogramma


Inhouding rijbewijs bij gevaarlijk rijgedrag alleen bij recidivegevaar

Geplaatst op: 12 december 2013

Op grond van het gestelde in artikel 164, derde lid, WVW 1994 bestaat voor een politieambtenaar een invorderingsbevoegdheid als door een overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. De officier van justitie kan deze grond voor invordering alleen dan ten grondslag leggen aan een inhouding van het rijbewijs in het geval van recidivegevaar.


Artikel 164, vierde lid, onder e, WVW 1994 spreekt immers van: “opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan”. Als een rijbewijs op grond van artikel 164, derde lid, WVW 1994 is ingevorderd, is de verdachte voor een periode van maximaal 10 dagen zijn rijbewijs “kwijt”. Gedurende die periode dient het OM te bepalen of grond voor inhouding bestaat in het geval van recidivegevaar. Als er geen sprake is van recidivegevaar, dient het rijbewijs door het OM te worden teruggegeven.


Rijbewijs invorderen – criteria OM

Geplaatst op: 09 december 2013

Voor het invorderen van het rijbewijs bestaan vaste eisen. In dit artikel bespreken wij aan welke eisen voldaan moet zijn, om het rijbewijs te kunnen invorderen.


Vordering door opsporingsambtenaar

De overgifte van een rijbewijs moet worden gevorderd door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde opsporingsambtenaar, wanneer deze tegen de houder van dat rijbewijs een proces-verbaal opmaakt ter zake van een verdenking van een gepleegde overtreding met een motorrijtuig:

Invorderen bij rijden onder invloed van alcohol

Bij rijden onder invloed van alcohol kan het rijbewijs in de volgende gevallen worden ingevorderd:

a. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994, bij een bestuurder die langer dan 5 jaar een rijbewijs heeft, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l;

b. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, WVW 1994, bij een bestuurder die langer dan 5 jaar een rijbewijs heeft, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille;

c. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille;

d. artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, WVW 1994, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 350 µg/l;

e. artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 0,8 promille;

f. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille;

g. artikel 8, vierde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l;

h. artikel 8, vierde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 0,8 promille;

i. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille;

j. artikel 163, tweede lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken ademonderzoek);

k. artikel 163, zesde lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken aan bloedonderzoek);

l. artikel 163, achtste lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken aan drugsonderzoek);

m. artikel 163, negende lid, WVW 1994 (verplichting toestemming te geven bloedonderzoek);

n. artikel 6 jo. artikel 175, derde lid, WVW 1994 (verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel icm rijden onder invloed van alcohol), mits tevens proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een hierboven onder a. tot en met m. genoemd misdrijf.

Het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l wordt onder meer aanwezig geacht, indien ten tijde van de ademtest het selectieapparaat de waarde ‘fail’ [10] aangeeft. Bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek kan een zodanig vermoeden worden gebaseerd op de toestand en het gedrag van de bestuurder [11], alsmede op verklaringen omtrent de door hem/haar genuttigde hoeveelheid alcoholhoudende drank. De politie dient de bevindingen omtrent het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l duidelijk in het proces-verbaal van invordering te omschrijven.

Indien er sprake is van een bloed- of urineonderzoek, doet de politie het monster terstond per post toekomen aan het Nederlands Forensisch Instituut. Het monster zal begeleid moeten worden door een kopie van het proces-verbaal van invordering rijbewijs. De uitslag van het onderzoek wordt door het Nederlands Forensisch Instituut binnen zeven dagen na de datum van de bloed- of urineafname bij voorkeur per fax doorgegeven aan de officier van justitie onder vermelding van het nummer van het proces-verbaal, naam, geboortedatum en -plaats van de verdachte, opdat de officier van justitie binnen tien dagen kan beslissen tot inhouding dan wel teruggave van het rijbewijs. Daarnaast geeft het Nederlands Forensisch Instituut de uitslag schriftelijk door aan de politie.

Deze procedure geldt niet voor de bloedproef als tegenonderzoek op verzoek van de verdachte.

Snelheidsovertredingen

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, wanneer deze de bestuurder van een motorrijtuig heeft staande gehouden en hij tegen de bestuurder een proces-verbaal opmaakt ter zake van verdenking van een snelheidsovertreding met een motorrijtuig, terwijl de verdachte met dat motorrijtuig, anders dan een bromfiets, de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 50 km/h of meer heeft overschreden.

Daarnaast moet het rijbewijs worden ingevorderd, als de bestuurder van een bromfiets op grond van het gestelde in lid 2, onder e, wordt staande gehouden en de toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden.

Gevaarlijk rijgedrag

De overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd, wanneer tegen de houder van het rijbewijs een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, mits door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Dit geldt zowel ten aanzien van delicten gelegen binnen de sfeer van het rijden onder invloed als ten aanzien van andere delicten.

Indien er bijvoorbeeld proces-verbaal wordt opgemaakt terzake van overtreding van artikel 8 WVW 1994, terwijl uit het resultaat van de ademanalyse niet blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of, bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek, er geen ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of er een redelijk vermoeden bestaat van het gebruik van andere de rijvaardigheid verminderende stoffen, kan – onder de voorwaarde dat door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht – de overgifte van het rijbewijs eveneens worden gevorderd.

Bij de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 werd invorderingsbevoegdheid gecreëerd ten aanzien van die bestuurders die zich schuldig maken aan verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de Memorie van Toelichting moet daarbij gedacht worden aan “gevallen van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld waarbij de bestuurder niet onder invloed verkeerde (zie artikel 6 WVW 1994) of aan ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid op plaatsen waar dit tot bijzondere gevaarzetting leidt, zoals binnen de bebouwde kom”. [Zie Kamerstukken II 1990-1991, 22 030, nr. 3, p. 145-146]

Noch de Memorie van Toelichting, noch de Wegenverkeerswet 1994 geeft een limitatieve opsomming van de hieronder vallende overtredingen. Ten aanzien van de excessieve snelheidsovertredingen kan verwezen worden naar paragraaf 3.2.2 (“Excessieve snelheidsovertredingen”). Voor de overige overtredingen is het echter moeilijk om een vastomlijnde leidraad te geven. Belangrijk is dat de overtredingen een zwaarwegend gevaarzettend karakter hebben. De enkele omstandigheid dat een ongeval heeft plaatsgevonden, is niet bepalend of er sprake is van gevaarzettend gedrag.

Criteria kunnen worden gegeven, maar een en ander blijft natuurlijk afhankelijk van de casuïstiek:

er dient sprake te zijn van een samenloop van twee of meer overtredingen (in een dergelijk geval hoeft er geen sprake te zijn van een verkeersongeval), dan wel
er dient sprake te zijn van één zeer ernstige overtreding, waarbij niet sprake is van “slechts” hinder, maar van geconcretiseerde ernstige gevaarzetting.

Uitgangspunt bij het doen van een vordering tot overgifte blijft, dat er een inschatting moet worden gemaakt of de officier van justitie tijdens de terechtzitting een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal vorderen, dan wel deze ontzegging op grond van art. 257a Sv in een strafbeschikking zal opleggen. In de gevallen waarbij de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht, wordt, voordat de vordering tot overgifte wordt gedaan, eerst overlegd met de hulpofficier van justitie.

Het enkele feit dat de hulpofficier van justitie niet direct (lijfelijk dan wel telefonisch) beschikbaar is, rechtvaardigt geen aanhouding van de verdachte.

> Meer informatie ingevorderd rijbewijs

> Klaagschrift indienen na invordering rijbewijs


Inhoudelijke gronden tot inhouding van het rijbewijs bij rijden onder invloed

Geplaatst op: 09 december 2013

De officier van justitie kan tot inhouding van het rijbewijs beslissen, indien:

  1. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of
  2. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of
  3. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of
  4. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of
  5. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

Geen inhouding rijbewijs enkel vanwege weigering

Het enkele weigeren van medewerking aan de ademanalyse, de bloedproef of de urineproef is onvoldoende grond om het rijbewijs in te houden. Het ernstige vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l, kan worden onderbouwd met de uitslag van het bloed- of urineonderzoek en met de omschrijving van de toestand van de verdachte in het proces-verbaal van invordering.

Recidivecriterium

Aan het recidivecriterium wordt in elk geval geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van vijf jaar, voorafgaande aan de datum van invordering:

  1. een OM-transactie ter zake van een alcoholdelict heeft voldaan, of
  2. een aan hem ter zake van een alcoholdelict uitgevaardigde strafbeschikking onherroepelijk is geworden, of
  3. (on)herroepelijk is veroordeeld ter zake van een alcoholdelict,
    of
  4. twee of meermalen eerder is geverbaliseerd ter zake van een alcoholdelict, of
  5. als verdachte bekend staat als frequent gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen.

Inhouding rijbewijs bij snelheidsovertreding

Geplaatst op: 09 december 2013

De officier van justitie kan het rijbewijs inhouden, indien:

  1. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met een motorrijtuig anders dan een bromfiets met 50 km/h of meer is overschreden, of
  2. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden door een bestuurder van een bromfiets, of
  3. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

Aan het recidivecriterium wordt geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van twee jaar na onherroepelijke afdoening van een vorige snelheidsovertreding, de snelheidsovertreding begaat waarvoor de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd.

Snelheidsovertredingen die als gedraging in de zin van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften zijn gekwalificeerd, wegen niet mee bij de recidivebeoordeling. Het gaat dan om de snelheidsoverschrijdingen tot 30 km/u.


Bloedonderzoek ivm alcohol pas na 1 uur

Geplaatst op: 09 augustus 2013

Het alcoholonderzoek kan plaatsvinden via een ademtest, waarbij de verdachte moet blazen in een ademanalyseapparaat op het politiebureau, maar ook via een bloedonderzoek. In dat geval wordt er bloed afgenomen door een arts, in het bijzijn van een politieagent. Het bloedonderzoek, is net als het ademonderzoek met de nodige waarborgen omkleed. In het Besluit alcoholonderzoeken staat precies beschreven welke procedurevoorschriften er gelden voor het bloedonderzoek. 


Bloedonderzoek na 1 uur

Een belangrijk voorschrift is dat het bloedonderzoek in beginsel pas verricht mag worden na het verstrijken van 1 uur na de vordering van de politieagent om mee te werken aan het blaasonderzoek op straat.
Dat het hierop nog wel eens mis gaat blijkt wel uit een uitspraak van de Hoge Raad, van 22 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO5237.

De Hoge Raad overwoog in die zaak als volgt:

“Nu uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen rechtstreeks de mogelijkheid voortvloeit dat de bloedafname heeft plaatsgevonden binnen een uur na het moment waarop van de verdachte is gevorderd zijn medewerking te verlenen aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, en de stukken waarvan de Hoge Raad kennisneemt niet inhouden dat de verdachte is medegedeeld dat hij een tweede bloedafname kon verzoeken, had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of de verplichting tot het doen van de mededeling als bedoeld in het derde lid van art. 15 Besluit alcoholonderzoeken is nagekomen, dan wel of de verdachte te kennen heeft gegeven een tweede bloedafname niet te hebben gewild. Nu hiervan niet blijkt, is de bewezenverklaring, inhoudende dat bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte 1,73 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, niet naar de eis der wet met redenen omkleed.”

Uiteindelijk mocht het bloedonderzoek niet voor het bewijs gebruikt worden en werd de verdachte vrijgesproken. Wanneer u twijfelt of in uw zaak deze termijn van een uur in acht is genomen, kunt u uw zaak bij ons aanmelden. Wij zullen u in contact brengen met een gespecialiseerde advocaat, die voor u de stukken zal opvragen, en zal nagaan of aan alle procedurele voorschriften is voldaan.


Tolk aanwezig bij alcoholonderzoek

Geplaatst op: 08 augustus 2013

Wanneer de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, moet er een tolk worden ingeschakeld voor de vertaling van het alcoholonderzoek. De tolk moet al hetgeen tijdens het alcoholonderzoek tegen de verdachte wordt gezegd vertalen. Desnoods moet de politie een tolk regelen via de Tolkentelefoon, waardoor de vertaling van het alcoholonderzoek verloopt via de speaker. Indien geen tolk wordt ingeschakeld, kan dat tot gevolg hebben dat er geen geldig alcoholonderzoek heeft plaatsgevonden, waardoor het resultaat van de ademanalyse onbetrouwbaar is, en niet gebruikt mag worden voor het bewijs.


Wanneer u heeft meegewerkt aan een alcoholonderzoek, terwijl u de Nederlandse taal onvoldoende machtig bent, zou u hiertegen verweer kunnen voeren. Dit speelde ook in een strafzaak die in laatste instantie door de Hoge Raad is beslist. (zie HR, 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4412

De verdachte in die zaak had 570 ug/l geblazen. De advocaat voerde namens de verdachte het volgende verweer:

“Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond kan niet voor het bewijs worden gebezigd nu mijn cliënt zonder bijstand van een tolk in een voor hem onbegrijpelijke taal is gehoord. Het is evident dat hij niets van het onderzoek heeft begrepen. Cliënt was verdachte; hij had niet mee hoeven werken aan zijn veroordeling. Bij andere gelegenheden is cliënt met bijstand van een tolk gehoord. Er is in strijd met de Richtlijn tolkenbijstand in het opsporingsonderzoek gehandeld. Er bestond twijfel of cliënt de verbalisanten begreep. Bij twijfel dient overleg plaats te vinden met een hulpofficier van justitie en dient de tolkentelefoon te worden ingeschakeld. 

Cliënt stelt dat de politie hem heeft medegedeeld dat hij geen ‘fine’ zou krijgen. Bovendien is hem niet verteld dat hij niet meer mocht rijden en ook niet wat het uiteindelijke resultaat van het ademanalyse onderzoek was. Gelet hierop kan niet van cliënt worden verwacht dat hij om een tegenonderzoek vraagt. Hij is niet op de mogelijkheid van een dergelijk tegenonderzoek gewezen. Er heeft geen onderzoek als bedoeld in 8, tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994 plaatsgevonden. Ik verzoek u cliënt vrij te spreken.”

Het hof kwam echter toch tot een veroordeling, en later liet de Hoge Raad die veroordeling in stand, omdat

– de verdachte sinds 2001 in Nederland verblijft;

– de verdachte (kennelijk voorafgaande aan de te volgen procedure) had aangegeven de verbalisanten te hebben begrepen;

– de verdachte in eerste aanleg en in hoger beroep met bijstand van een tolk niet inhoudelijk van zijn eerder, tegenover de politie afgelegde verklaring is afgeweken; en 

– op aanwijzingen van de verbalisanten een voltooid ademonderzoek bij de verdachte heeft plaatsgevonden, waaruit niet anders kan worden opgemaakt dan dat de verdachte de aanwijzingen heeft begrepen.

In deze zaak heeft de Hoge Raad kennelijk op grond van de omstandigheden afgeleid dat de verdachte wel in voldoende mate de Nederlandse taal beheerste, maar uiteraard verschilt deze beoordeling per zaak. Het is in ieder geval altijd een verweer dat geprobeerd moet worden. Heeft bij u ook een alcoholonderzoek plaatsgevonden, terwijl u de aanwijzingen niet goed begreep, of heeft u de uitslag van de ademanalyse niet gehoord of is die niet medegedeeld? Meld uw zaak dan bij ons aan. Wij brengen u in contact met een gespecialiseerde advocaat die u verder kan bijstaan in de procedure.


Artikel 164 WVW; rijbewijs ingevorderd na gevaarlijk rijden

Geplaatst op: 01 juli 2012

Artikel 164 Wegenverkeerswet 1994 regelt in welke gevallen de politie bevoegd is tot invordering van het rijbewijs na gevaarlijk rijden. Omdat het artikel zelf wat lastig te lezen is voor leken, hebben wij het artikel voor u “vertaald” in normaal Nederlands. De vertaling ziet op gevaarlijk rijden. Wij wijzen er uitdrukkelijk op dat het artikel zich niet uitsluitend hiertoe beperkt.


Hoofdstuk IX. Handhaving, Wegenverkeerswet 1994

Artikel 164.

Lid 1

Op de eerste vordering van o.a. een politieagent, is de bestuurder van een motorrijtuig, tegen wie door proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake gevaarlijk rijden (overtreding artikel 5 WVW), verplicht tot overgifte van het hem afgegeven rijbewijs.

(..)

Lid 3

Deze in het vorige lid bedoelde vordering kan worden gedaan indien door de overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht.

Lid 4

In de in het tweede lid bedoelde gevallen is de Officier van Justitie bevoegd tot inhouding van het rijbewijs.
Ook is de Officier van Justitie tot inhouding bevoegd indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw onder invloed van alcohol, te hard of gevaarlijk zal rijden.
De officier van justitie is bevoegd de ingevorderde bewijzen onder zich te houden totdat de strafbeschikking onherroepelijk is geworden, de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die strafbeschikking of uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd, tot het tijdstip waarop de ontzegging is verstreken.

Lid 5

De Officier van Justitie is bevoegd om te bepalen dat de inhouding van het rijbewijs niet geldt in de volgende gevallen:
a) de geldigheid van de bewijzen door het CBR wordt geschorst (u ontvangt hiervan een brief);
b) het rijbewijs ongeldig is verklaard op grond van artikel 124 WVW (bij foutieve verstrekking rijbewijs of afstandverklaring);
c) tijdens de ontzegging van de rijbevoegdheid
De inhouding wordt opgeschorst zolang de bewijzen ingevolge de onderdelen a, b en c ongeldig zijn. Zodra het rijbewijs weer geldig is, herleeft de periode van de inhouding.

Lid 6

In de volgende gevallen is de Officier van Justitie verplicht om het rijbewijs terug te geven:
• Indien de officier van justitie binnen tien dagen na de dag van invordering niet gebruik maakt van de bevoegdheid tot inhouding van het rijbewijs.
N.B. Het besluit tot inhouding moet dus binnen 10 dagen zijn genomen. Vanwege de verzending per post kan het iets langer duren voordat u het besluit thuis ontvangt. Vraag altijd de datum van de beslissing op.
• Indien ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de bestuurder geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
• Indien niet binnen zes maanden na invordering de strafzaak ter terechtzitting wordt behandeld of er binnen die termijn geen strafbeschikking is uitgevaardigd.
Het rijbewijs wordt in de volgende gevallen niet teruggegeven aan de houder, maar wordt doorgestuurd naar de instantie die de inlevering van het rijbewijs heeft gevorderd:
• Indien het rijbewijs wordt doorgestuurd naar het CBR omdat deze ongeldig is verklaard of omdat de geldigheid van het rijbewijs is geschorst
• Indien het rijbewijs wordt doorgestuurd naar het CJIB in verband met de verplichte inlevering na openstaande geldboetes.
• En enkele andere minder relevante gevallen als vermeld in de artikelen 120, derde lid , 124, vierde lid , 131, tweede lid, onderdeel b , 132, vijfde lid , 132b, tweede lid , 134, vierde lid , of 180, derde lid.

Lid 7

Indien er geen andere bestuurder beschikbaar is of de bestuurder niet aanstonds voldoet aan de vordering tot overgifte van zijn rijbewijs, kan zijn motorrijtuig in bewaring worden gesteld. Teruggave van het motorrijtuig vindt slechts plaats indien aan de vordering is voldaan of indien de officier van justitie zich niet langer tegen de teruggave verzet.

Lid 8

De betrokkene kan tegen de invordering of inhouding van zijn rijbewijs een klaagschrift indienen bij de rechtbank in het arrondissement waar de overtreding is begaan.
Onze gespecialiseerde advocaten kunnen voor u een klaagschrift indienen. Meld uw zaak vandaag nog bij ons aan!

Lid 9

Indien later blijkt dat het rijbewijs onterecht is ingevorderd en ingehouden (bijv. na vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging of sepot) heeft de betrokkene recht op schadevergoeding.

N.B. Als standaard geldt een vergoeding van € 10,00 voor de immateriële schade wegens het gemis van het rijbewijs. Daarnaast kunt u de werkelijke schade vorderen.


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden