085-0668825 (dagelijks 8.00 - 22.00u)

 

Teruggave rijbewijs binnen 10 dagen

Geplaatst op: 17 maart 2015

In de wet is bepaald dat de officier van justitie binnen 10 dagen nadat het rijbewijs is ingevorderd moet beslissen wat er met het rijbewijs moet gebeuren. De officier van justitie kan beslissen tot teruggave van het rijbewijs maar hij kan ook besluiten om het rijbewijs voor enkele maanden in te houden. In dit artikel gaan we dieper in op deze termijn en geven wij aan wat u kunt doen om uw rijbewijs snel terug te krijgen.


Ingangsdatum termijn

De termijn van 10 dagen waarbinnen over de eventuele teruggave van het rijbewijs moet zijn beslist vangt aan op de dag na invordering van het rijbewijs. U moet dus pas vanaf de dag nadat het rijbewijs is ingevorderd gaan rekenen.

Beslistermijn teruggave rijbewijs

De in de wet genoemde termijn is een beslistermijn. De termijn betekent niet dat u ook binnen deze termijn al bericht van het CVOM moet hebben ontvangen. Vaak gaan er ook nog enkele dagen verloren met de postverzending van de beslissing, waardoor wij clienten altijd adviseren rekening te houden met een ruimere termijn. Wanneer u binnen 14 dagen na invordering van uw rijbewijs nog geen bericht hebt ontvangen, moet u er zelf achteraan bellen om te informeren naar de stand van zaken.

Contact CVOM: 088-699 6666

Algemene termijnenwet

Op de genoemde termijn van 10 dagen, is de Algemene Termijnenwet van toepassing:

Artikel 1, lid 1: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 3, lid 1: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.
Artikel 3, lid 2: Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld

Wanneer dus de laatste dag van de 10-dagen-termijn zou vallen op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag, dan wordt de einddatum van de termijn verlengd tot de  maandag of de eerstvolgende andere, doordeweekse dag die niet erkende feestdag betreft. 

Politie vergeet rijbewijs op te sturen

Het gebeurt wel eens dat de politie vergeet om het rijbewijs tijdig in te sturen naar het CVOM. Dat heeft voor u tot voordeel dat de kans groot is dat de officier van justitie bij het CVOM te laat het proces-verbaal over de invordering van het rijbewijs ontvangt en daardoor ook te laat een beslissing kan nemen. In dat geval heeft u geluk, en is de kans groot dat u het rijbewijs direct terugkrijgt.

Rijbewijs niet naar CVOM gestuurd

Van belang is wel om goed na te gaan wat de grondslag van de invordering van het rijbewijs is. Wanneer het rijbewijs op grond van artikel 164 WVW wordt ingevorderd, zal het rijbewijs naar het CVOM wordt doorgestuurd. Dit noemen we het strafrechtelijke traject. De officier van justitie bij het CVOM dient dan een beslissing te nemen over de eventuele teruggave van het rijbewijs. 
Het kan echter ook zijn dat het rijbewijs op grond van artikel 130 WVW wordt ingevorderd. In dat geval zal het rijbewijs naar het CBR worden doorgestuurd. Het CBR heeft dan een termijn van maar liefst 4 weken na ontvangst van de mededeling.

Indienen klaagschrift

Wanneer uw rijbewijs door de officier van justitie wordt ingehouden, hoeft u zich niet bij deze beslissing neer te leggen. U kunt nog een klaagschrift indienen bij de rechtbank. In de meeste gevallen krijgt u het rijbewijs via de rechter vrij snel terug. Indien u erg veel haast hebt om het rijbewijs terug te krijgen, kunnen we ook meteen nadat het rijbewijs is ingevorderd dit klaagschrift indienen. Wij hoeven de beslissing van de officier van justitie dan niet af te wachten.

> Meer informatie teruggave rijbewijs binnen 10 dagen


Teruggave rijbewijs binnen 10 dagen

Geplaatst op: 17 maart 2015

In de wet is bepaald dat de officier van justitie binnen 10 dagen nadat het rijbewijs is ingevorderd moet beslissen wat er met het rijbewijs moet gebeuren. De officier van justitie kan beslissen tot teruggave van het rijbewijs maar hij kan ook besluiten om het rijbewijs voor enkele maanden in te houden. In dit artikel gaan we dieper in op deze termijn en geven wij aan wat u kunt doen om uw rijbewijs snel terug te krijgen.


Ingangsdatum termijn

De termijn van 10 dagen waarbinnen over de eventuele teruggave van het rijbewijs moet zijn beslist vangt aan op de dag na invordering van het rijbewijs. U moet dus pas vanaf de dag nadat het rijbewijs is ingevorderd gaan rekenen.

Beslistermijn teruggave rijbewijs

De in de wet genoemde termijn is een beslistermijn. De termijn betekent niet dat u ook binnen deze termijn al bericht van het CVOM moet hebben ontvangen. Vaak gaan er ook nog enkele dagen verloren met de postverzending van de beslissing, waardoor wij clienten altijd adviseren rekening te houden met een ruimere termijn. Wanneer u binnen 14 dagen na invordering van uw rijbewijs nog geen bericht hebt ontvangen, moet u er zelf achteraan bellen om te informeren naar de stand van zaken.

Contact CVOM: 088-699 6666

Algemene termijnenwet

Op de genoemde termijn van 10 dagen, is de Algemene Termijnenwet van toepassing:

Artikel 1, lid 1: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 3, lid 1: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.
Artikel 3, lid 2: Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld

Wanneer dus de laatste dag van de 10-dagen-termijn zou vallen op een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag, dan wordt de einddatum van de termijn verlengd tot de  maandag of de eerstvolgende andere, doordeweekse dag die niet erkende feestdag betreft. 

Politie vergeet rijbewijs op te sturen

Het gebeurt wel eens dat de politie vergeet om het rijbewijs tijdig in te sturen naar het CVOM. Dat heeft voor u tot voordeel dat de kans groot is dat de officier van justitie bij het CVOM te laat het proces-verbaal over de invordering van het rijbewijs ontvangt en daardoor ook te laat een beslissing kan nemen. In dat geval heeft u geluk, en is de kans groot dat u het rijbewijs direct terugkrijgt.

Rijbewijs niet naar CVOM gestuurd

Van belang is wel om goed na te gaan wat de grondslag van de invordering van het rijbewijs is. Wanneer het rijbewijs op grond van artikel 164 WVW wordt ingevorderd, zal het rijbewijs naar het CVOM wordt doorgestuurd. Dit noemen we het strafrechtelijke traject. De officier van justitie bij het CVOM dient dan een beslissing te nemen over de eventuele teruggave van het rijbewijs. 
Het kan echter ook zijn dat het rijbewijs op grond van artikel 130 WVW wordt ingevorderd. In dat geval zal het rijbewijs naar het CBR worden doorgestuurd. Het CBR heeft dan een termijn van maar liefst 4 weken na ontvangst van de mededeling.

Indienen klaagschrift

Wanneer uw rijbewijs door de officier van justitie wordt ingehouden, hoeft u zich niet bij deze beslissing neer te leggen. U kunt nog een klaagschrift indienen bij de rechtbank. In de meeste gevallen krijgt u het rijbewijs via de rechter vrij snel terug. Indien u erg veel haast hebt om het rijbewijs terug te krijgen, kunnen we ook meteen nadat het rijbewijs is ingevorderd dit klaagschrift indienen. Wij hoeven de beslissing van de officier van justitie dan niet af te wachten.

> Meer informatie teruggave rijbewijs binnen 10 dagen


Alcoholslotprogramma opgelegd; rijbewijs terug via kort geding

Geplaatst op: 22 september 2014

Heeft het CBR aan u een alcoholslotprogramma opgelegd? Kunt u niet deelnemen aan het alcoholslotprogramma omdat u de kosten hiervoor niet kunt betalen en is daarom uw rijbewijs voor 5 jaar ongeldig verklaard. Heeft u uw rijbewijs nodig om weer aan het werk te kunnen? Via een kort geding kunt u van het alcoholslot afkomen. Dit volgt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, van 3 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2975. Pas wel op: het gaat om een individuele beoordeling van personen die niet deelnamen aan het alcoholslotprogramma en daardoor hun rijbewijs voor 5 jaar ongeldig zou zijn. Dit is een belangrijke overwinning op het CBR.


Er gelden wel een aantal voorwaarden:

  • U kunt niet deelnemen aan het alcoholslotprogramma omdat u de kosten niet kunt betalen
  • Hierdoor is uw rijbewijs voor 5 jaar ongeldig verklaard
  • U hebt uw werk verloren door het alcoholslotprogramma en/of u hebt het rijbewijs dringend nodig om weer aan het werk te kunnen

Voldoet u aan deze voorwaarden, dan adviseren wij om direct contact met ons op te nemen. Via een kort geding kunnen wij het rijbewijs voor u terugkrijgen zodat u weer snel aan het werk kunt.

> Meer informatie Rijbewijs terug bij alcoholslotprogramma


Inhouding rijbewijs bij gevaarlijk rijgedrag alleen bij recidivegevaar

Geplaatst op: 12 december 2013

Op grond van het gestelde in artikel 164, derde lid, WVW 1994 bestaat voor een politieambtenaar een invorderingsbevoegdheid als door een overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. De officier van justitie kan deze grond voor invordering alleen dan ten grondslag leggen aan een inhouding van het rijbewijs in het geval van recidivegevaar.


Artikel 164, vierde lid, onder e, WVW 1994 spreekt immers van: “opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid zal begaan”. Als een rijbewijs op grond van artikel 164, derde lid, WVW 1994 is ingevorderd, is de verdachte voor een periode van maximaal 10 dagen zijn rijbewijs “kwijt”. Gedurende die periode dient het OM te bepalen of grond voor inhouding bestaat in het geval van recidivegevaar. Als er geen sprake is van recidivegevaar, dient het rijbewijs door het OM te worden teruggegeven.


Rijbewijs invorderen – criteria OM

Geplaatst op: 09 december 2013

Voor het invorderen van het rijbewijs bestaan vaste eisen. In dit artikel bespreken wij aan welke eisen voldaan moet zijn, om het rijbewijs te kunnen invorderen.


Vordering door opsporingsambtenaar

De overgifte van een rijbewijs moet worden gevorderd door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde opsporingsambtenaar, wanneer deze tegen de houder van dat rijbewijs een proces-verbaal opmaakt ter zake van een verdenking van een gepleegde overtreding met een motorrijtuig:

Invorderen bij rijden onder invloed van alcohol

Bij rijden onder invloed van alcohol kan het rijbewijs in de volgende gevallen worden ingevorderd:

a. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994, bij een bestuurder die langer dan 5 jaar een rijbewijs heeft, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l;

b. artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, WVW 1994, bij een bestuurder die langer dan 5 jaar een rijbewijs heeft, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille;

c. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille;

d. artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, WVW 1994, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 350 µg/l;

e. artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 0,8 promille;

f. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig, inclusief de bromfiets, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille;

g. artikel 8, vierde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l;

h. artikel 8, vierde lid, aanhef en onder b, WVW 1994, indien uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 0,8 promille;

i. artikel 8, eerste lid, WVW 1994, indien – het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek ontbreekt – een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille;

j. artikel 163, tweede lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken ademonderzoek);

k. artikel 163, zesde lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken aan bloedonderzoek);

l. artikel 163, achtste lid, WVW 1994 (verplichting mee te werken aan drugsonderzoek);

m. artikel 163, negende lid, WVW 1994 (verplichting toestemming te geven bloedonderzoek);

n. artikel 6 jo. artikel 175, derde lid, WVW 1994 (verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel icm rijden onder invloed van alcohol), mits tevens proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een hierboven onder a. tot en met m. genoemd misdrijf.

Het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l wordt onder meer aanwezig geacht, indien ten tijde van de ademtest het selectieapparaat de waarde ‘fail’ [10] aangeeft. Bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek kan een zodanig vermoeden worden gebaseerd op de toestand en het gedrag van de bestuurder [11], alsmede op verklaringen omtrent de door hem/haar genuttigde hoeveelheid alcoholhoudende drank. De politie dient de bevindingen omtrent het ernstig vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l duidelijk in het proces-verbaal van invordering te omschrijven.

Indien er sprake is van een bloed- of urineonderzoek, doet de politie het monster terstond per post toekomen aan het Nederlands Forensisch Instituut. Het monster zal begeleid moeten worden door een kopie van het proces-verbaal van invordering rijbewijs. De uitslag van het onderzoek wordt door het Nederlands Forensisch Instituut binnen zeven dagen na de datum van de bloed- of urineafname bij voorkeur per fax doorgegeven aan de officier van justitie onder vermelding van het nummer van het proces-verbaal, naam, geboortedatum en -plaats van de verdachte, opdat de officier van justitie binnen tien dagen kan beslissen tot inhouding dan wel teruggave van het rijbewijs. Daarnaast geeft het Nederlands Forensisch Instituut de uitslag schriftelijk door aan de politie.

Deze procedure geldt niet voor de bloedproef als tegenonderzoek op verzoek van de verdachte.

Snelheidsovertredingen

De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door één van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, wanneer deze de bestuurder van een motorrijtuig heeft staande gehouden en hij tegen de bestuurder een proces-verbaal opmaakt ter zake van verdenking van een snelheidsovertreding met een motorrijtuig, terwijl de verdachte met dat motorrijtuig, anders dan een bromfiets, de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 50 km/h of meer heeft overschreden.

Daarnaast moet het rijbewijs worden ingevorderd, als de bestuurder van een bromfiets op grond van het gestelde in lid 2, onder e, wordt staande gehouden en de toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden.

Gevaarlijk rijgedrag

De overgifte van het rijbewijs kan worden gevorderd, wanneer tegen de houder van het rijbewijs een proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, mits door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht. Dit geldt zowel ten aanzien van delicten gelegen binnen de sfeer van het rijden onder invloed als ten aanzien van andere delicten.

Indien er bijvoorbeeld proces-verbaal wordt opgemaakt terzake van overtreding van artikel 8 WVW 1994, terwijl uit het resultaat van de ademanalyse niet blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of, bij het ontbreken van een dergelijk onderzoek, er geen ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l (350 µg/l BB of deelnemer ASP), of er een redelijk vermoeden bestaat van het gebruik van andere de rijvaardigheid verminderende stoffen, kan – onder de voorwaarde dat door deze overtreding de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht – de overgifte van het rijbewijs eveneens worden gevorderd.

Bij de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 werd invorderingsbevoegdheid gecreëerd ten aanzien van die bestuurders die zich schuldig maken aan verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de Memorie van Toelichting moet daarbij gedacht worden aan “gevallen van dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld waarbij de bestuurder niet onder invloed verkeerde (zie artikel 6 WVW 1994) of aan ernstige overschrijdingen van de maximumsnelheid op plaatsen waar dit tot bijzondere gevaarzetting leidt, zoals binnen de bebouwde kom”. [Zie Kamerstukken II 1990-1991, 22 030, nr. 3, p. 145-146]

Noch de Memorie van Toelichting, noch de Wegenverkeerswet 1994 geeft een limitatieve opsomming van de hieronder vallende overtredingen. Ten aanzien van de excessieve snelheidsovertredingen kan verwezen worden naar paragraaf 3.2.2 (“Excessieve snelheidsovertredingen”). Voor de overige overtredingen is het echter moeilijk om een vastomlijnde leidraad te geven. Belangrijk is dat de overtredingen een zwaarwegend gevaarzettend karakter hebben. De enkele omstandigheid dat een ongeval heeft plaatsgevonden, is niet bepalend of er sprake is van gevaarzettend gedrag.

Criteria kunnen worden gegeven, maar een en ander blijft natuurlijk afhankelijk van de casuïstiek:

er dient sprake te zijn van een samenloop van twee of meer overtredingen (in een dergelijk geval hoeft er geen sprake te zijn van een verkeersongeval), dan wel
er dient sprake te zijn van één zeer ernstige overtreding, waarbij niet sprake is van “slechts” hinder, maar van geconcretiseerde ernstige gevaarzetting.

Uitgangspunt bij het doen van een vordering tot overgifte blijft, dat er een inschatting moet worden gemaakt of de officier van justitie tijdens de terechtzitting een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal vorderen, dan wel deze ontzegging op grond van art. 257a Sv in een strafbeschikking zal opleggen. In de gevallen waarbij de veiligheid op de weg ernstig in gevaar is gebracht, wordt, voordat de vordering tot overgifte wordt gedaan, eerst overlegd met de hulpofficier van justitie.

Het enkele feit dat de hulpofficier van justitie niet direct (lijfelijk dan wel telefonisch) beschikbaar is, rechtvaardigt geen aanhouding van de verdachte.

> Meer informatie ingevorderd rijbewijs

> Klaagschrift indienen na invordering rijbewijs


Procedure na ingevorderd rijbewijs

Geplaatst op: 09 december 2013

De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tien dagen na de dag van invordering over de inhouding van het rijbewijs. E.e.a. met inachtneming van de Algemene Termijnenwet.


Artikel 1, lid 1 Algemene Termijnenwet: Een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 3, lid 1 Algemene Termijnenwet: Algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei.
Artikel 3, lid 2 Algemene Termijnenwet: Voor de toepassing van deze wet wordt de Goede Vrijdag met de in het vorige lid genoemde dagen gelijkgesteld.

De beslissing wordt genoteerd en gedateerd op het daarvoor bestemde gedeelte van het proces-verbaal van invordering. Daarbij wordt tevens de maximum termijn aangegeven gedurende welke het rijbewijs kan worden ingehouden. Ter bepaling van die termijn geldt als uitgangspunt de te verwachten duur van (het onvoorwaardelijke deel van) de ontzegging van de rijbevoegdheid.

Ingevorderde rijbewijzen worden door de politie met het proces-verbaal onverwijld aan het OM gezonden. In het geval de officier van justitie bij de CVOM tot inhouding bevoegd is, dient het proces-verbaal van invordering, het ingevorderde rijbewijs en het proces-verbaal van overtreding/misdrijf binnen vijf dagen na het moment van invordering bij de CVOM te zijn ontvangen.

Ten aanzien van het verkrijgen van recidivegegevens wordt gebruik gemaakt van de justitiële documentatie, evenals van actuele gegevens van het rijbewijzenregister. Tevens wordt rekening gehouden met de gegevens die door de politie worden aangeleverd (zie ook par. 3.1.4). Van de beslissing tot inhouding wordt door een medewerker van het (regio)parket of de CVOM melding gemaakt in het rijbewijzenregister.

Indien u het rijbewijs terug wilt krijgen, kunt u hiervoor een klaagschrift indienen bij de rechtbank. Wij kunnen u hierbij helpen. Al voor € 475,00 stellen wij een uitgebreid klaagschrift voor u op waarmee u een grote kans hebt op teruggave van het rijbewijs. 


Inhoudelijke gronden tot inhouding van het rijbewijs bij rijden onder invloed

Geplaatst op: 09 december 2013

De officier van justitie kan tot inhouding van het rijbewijs beslissen, indien:

  1. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of
  2. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 570 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van de bestuurder hoger is dan 1,3 promille, of
  3. uit het resultaat van de ademanalyse blijkt dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk uit het resultaat van het bloedonderzoek blijkt dat het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of
  4. bij het ontbreken van het resultaat van een ademanalyse of bloedonderzoek, een ernstig vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van de beginnende bestuurder van een rijbewijsplichtig motorrijtuig (inclusief de bromfiets) of van de bestuurder aan wie deelname aan het alcoholslotprogramma is opgelegd, hoger is dan 350 µg/l, onderscheidenlijk het alcoholgehalte van het bloed van die bestuurder hoger is dan 0,8 promille, of
  5. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

Geen inhouding rijbewijs enkel vanwege weigering

Het enkele weigeren van medewerking aan de ademanalyse, de bloedproef of de urineproef is onvoldoende grond om het rijbewijs in te houden. Het ernstige vermoeden dat het alcoholgehalte van de adem van de bestuurder hoger is dan 350 µg/l (beginnende bestuurder of deelnemer ASP) of 570 µg/l, kan worden onderbouwd met de uitslag van het bloed- of urineonderzoek en met de omschrijving van de toestand van de verdachte in het proces-verbaal van invordering.

Recidivecriterium

Aan het recidivecriterium wordt in elk geval geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van vijf jaar, voorafgaande aan de datum van invordering:

  1. een OM-transactie ter zake van een alcoholdelict heeft voldaan, of
  2. een aan hem ter zake van een alcoholdelict uitgevaardigde strafbeschikking onherroepelijk is geworden, of
  3. (on)herroepelijk is veroordeeld ter zake van een alcoholdelict,
    of
  4. twee of meermalen eerder is geverbaliseerd ter zake van een alcoholdelict, of
  5. als verdachte bekend staat als frequent gebruiker van alcohol, drugs of andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen verminderen.

Rijbewijs bestuursrechtelijk ingevorderd ivm CBR (art. 130 WVW)

Geplaatst op: 09 december 2013

Het rijbewijs kan door de politie ook worden ingevorderd op grond van het bepaalde in artikel 130 WVW 1994.Dit is het geval als de houder van een rijbewijs vermoedelijk onvoldoende rijvaardig dan wel onvoldoende lichamelijk of geestelijk geschikt is. Dit is onder meer het geval, wanneer de bestuurder deelnemer is aan het alcoholslotprogramma en hij het misdrijf van artikel 8, lid 4, aanhef en onder b, WVW 1994 of artikel 9, lid 9 WVW 1994 begaat.


Bij situaties van samenloop van de bestuursrechtelijke invordering en de strafrechtelijke invordering bij deelname aan het alcoholslotprogramma, bijvoorbeeld als het AAG meer dan 350 µg/l is, stuurt de politie het rijbewijs altijd aan het OM. Buiten de gevallen van de strafrechtelijke invordering stuurt de politie het rijbewijs direct naar het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

Binnen het OM is het van belang dat de reden en de gronden in het proces-verbaal van invordering worden vergeleken met de grond van invordering die de politie in het rijbewijzenregister heeft opgenomen. Het kan namelijk voorkomen dat de politie in het proces-verbaal als grond voor invordering ten onrechte artikel 164 WVW noemt, doch het rijbewijs op grond van artikel 130 WVW aan het CBR heeft gestuurd.

De keuze voor een invordering dient door de politie echter ondubbelzinnig te worden gemaakt. Zodra daarvan uit de stukken niet blijkt, dient het (regio)parket hierover met het CBR (Divisie Vorderingen) af te stemmen.

Wanneer het rijbewijs is ingevorderd op grond van het bepaalde in artikel 130 WVW 1994, kan de officier van justitie niet tot inhouding overgaan en geldt de aftrek van de periode van invordering respectievelijk inhouding ex artikel 179, lid 6 WVW 1994 niet.


Inhouding rijbewijs bij snelheidsovertreding

Geplaatst op: 09 december 2013

De officier van justitie kan het rijbewijs inhouden, indien:

  1. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met een motorrijtuig anders dan een bromfiets met 50 km/h of meer is overschreden, of
  2. de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 30 km/h of meer is overschreden door een bestuurder van een bromfiets, of
  3. er op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede lid of het derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan (recidivecriterium).

Aan het recidivecriterium wordt geacht te zijn voldaan, indien de bestuurder binnen een periode van twee jaar na onherroepelijke afdoening van een vorige snelheidsovertreding, de snelheidsovertreding begaat waarvoor de overgifte van het rijbewijs wordt gevorderd.

Snelheidsovertredingen die als gedraging in de zin van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften zijn gekwalificeerd, wegen niet mee bij de recidivebeoordeling. Het gaat dan om de snelheidsoverschrijdingen tot 30 km/u.


Teruggave rijbewijs na invordering/inhouding

Geplaatst op: 09 december 2013

Het rijbewijs wordt door de officier van justitie onverwijld teruggegeven, indien:

  • het rijbewijs ten onrechte is ingevorderd, of
  • de officier van justitie niet binnen tien dagen na de dag van invordering over de inhouding heeft beslist (met inachtneming van de Algemene Termijnenwet, of
  • binnen een termijn van zes maanden na de dag van invordering geen strafbeschikking is uitgevaardigd, dan wel binnen deze termijn van zes maanden het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet is aangevangen, of
  • ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, of
  • ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat een kortere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal worden opgelegd dan de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest, dan wel
  • de door de officier van justitie vastgestelde inhoudingtermijn is verstreken.

Teruggave van het rijbewijs aan de houder vindt echter niet plaats, indien het OM op grond van artikel 164, zesde lid, WVW 1994 een doorzendplicht heeft. In dat geval wordt het rijbewijs doorgeleid naar de instantie bij wie de houder het rijbewijs had dienen in te leveren.

Bij de onder d. en e. genoemde gevallen moet vooral worden gedacht aan rijbewijzen van verdachten die nooit eerder een ontzegging van de rijbevoegdheid hebben gekregen en die om klemmende redenen van persoonlijke aard hun rijbewijs niet kunnen missen. Het rijbewijs blijft ingehouden totdat de door de officier van justitie bepaalde inhoudingtermijn verstreken is.

Het ingehouden rijbewijs wordt, in geval de rijontzegging bij strafbeschikking is opgelegd, niet teruggegeven als verzet is gedaan. Daarbij moet worden aangetekend dat bij misdrijven zoals genoemd in artikel 164 WVW 1994 het onderzoek ter terechtzitting uiterlijk binnen zes maanden na de dag van invordering dient te zijn aangevangen (artikel 164, lid 6 WVW 1994). Voor overtredingen geldt een termijn van 4 maanden.

De officier van justitie dient in ieder geval het rijbewijs terug te geven na het verstrijken van de termijn als aangegeven bij de beslissing tot inhouding. Indien de officier van justitie of de rechter (in eerste aanleg) een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid heeft opgelegd, dient bij het instellen van verzet c.q. hoger beroep het rijbewijs pas te worden teruggegeven als de termijn van deze ontzegging is verstreken (artikel 164, lid 4 WVW 1994).

De beslissing over de teruggave wordt namens de officier van justitie door de rijbewijsmedewerker

  • op het (regio)parket onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing tot teruggave en van de mogelijkheid het rijbewijs ten parkette in ontvangst te nemen, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994;
  • bij de CVOM onverwijld gemeld in het rijbewijzenregister. De houder van het rijbewijs wordt ten spoedigste van de beslissing tot teruggave schriftelijk per aangetekende post in kennis gesteld. Het rijbewijs wordt bij deze kennisgeving gevoegd, tenzij doorzending moet volgen op grond van het bepaalde in artikel 164, lid 6 WVW 1994.

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden